Sybren Polet
Sybren Polet, seudónimo de Sybe Minnema (Kampen, 19 de de junio de 1924 - Ámsterdam, 19 de julio del año 2015) fue un poeta holandés y escritor.
Premios:
1959 - Jan Campert-prijs voor Geboorte-stad
1959 - Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor Vleselijke stad
1972 - Herman Gorterprijs voor Persoon/onpersoon
1973 - Busken Huetprijs voor Literatuur als werkelijkheid. Maar welke?
2003 - Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre
2005 - Dirk Martensprijs voor Een geschreven leven
Bibliografía:
Genesis (1946, dichtbundel)
Demiurgasmen (1953, dichtbundel)
De Steen (1957, sprookjesroman)
Klein Kareltje wordt Keizer (1957, jeugdboek)
De Vuurballons (1957, sciencefiction bloemlezing)
De Stenen Bloedzuiger (1957, id.)
Organon (1958, dichtbundel)
Geboorte-Stad (1958, dichtbundel)
Lady Godiva op scooter (1960, gedichten)
Het Huis (1960, eenakter opgevoerd op het Avant-garde-festival van Brussel )
Het warme Noorden (1960, bloemlezing uit de moderne Zweedse poëzie, samen met Amy van Marken)
1900-1950 (1960, bloemlezing uit de moderne buitenlandse poëzie in Nederlandse vertaling; in 1975 herdrukt als Door mij spreken verboden stemmen )
De demon der eetzucht (1960)
Konkrete Poëzie (1961)
Breekwater (1961, roman)
Verkenning in het onbekende (1964)
Verboden tijd (1964)
De koning komt voorbij (1965, "drama in drie stadia")
Mannekino (1968, roman)
Kikker en nachtegaal (1969, bloemlezing buitenlandse poëzie over Nederland en Nederlanders van de zeventiende eeuw tot heden)
De Sirkelbewoners (1970, roman)
Persoon/Onpersoon (1971, verzamelde gedichten)
De man die een hoofd groter was (1971, sprookjes ) (De boekomslag werd verzorgd door Ans Wortel )
De geboorte van een geest (1974)
Illusie & illuminatie (1975, dichtbundel)
Adam X, een oratorium-collage met recitatieven, aria's, koren en koralen (1973)
Droom van de oplichter: werkelijkheid (1977)
Namen zijn nieuws (1977)
Gedichten (1978)
Ander proza (1978, bloemlezing van Nederlands "experimenteel proza")
Een heel klein mannetje en andere sprookjes (1978)
Xpertise, of De experts en het rode lampje (1978, roman)
Een harde noot om te kraken (1982, onder de naam Henk Noriet)
De poppen van het Abbekerker wijf (1983)
Taalfiguren 1 en 2 (1983)
Crito, ik ben de literatuur nog een haan schuldig, notities (1986)
In de arena (1987, verhalen)
Søren Kierkegaard : Dagboeken (1991)
De creatieve factor, kleine kritiek der creatieve (on)rede (1993)
Het gepijnigde haar (1994, verhalen)
De andere stad, een labyrint (1994, roman)
Taalfiguren 3 & 4 (1995)
Stadgasten, anamorfosen (1997)
De hoge hoed der historie, een geschiedboek (1999, roman; genomineerd voor de 2000)
Veldwerk (2001, verhalen)
Gedichten 1998-1948 (2001)
Luchtwegen Nergenswind (2003)
Tussen de zwarte en de witte pagina: de voorgeschiedenis van het moderne proza (2003)
De dag na de vorige dag, een oversprong (2004)
Een geschreven leven 1 (2004, autobiografie)
Een geschreven leven 2 (2005, autobiografie)
Een geschreven leven 3 (2005, autobiografie)
Dader gezocht. Play in (2006)
Avatar. Avader (2006)
Bedenktijd. Een mozaïek (2007)
Binnenstebuitenwereld (2008)
Donorwoorden (2010)
De Gouden Tweehoek (2011)
Virtualia. Teletonen (2012)
Het aaahh & ooohh van de verbonaut (2014)
El soldado conocido
Un soldado es un tabardo
Un soldado es el viento de guardia en un tabardo
El viento es un oficial lindamente fardado
El viento es un oficial latente en plata
Un árbol se dobla a veces bajo su propio temporal
Un hombre se dobla a veces bajo su cabeza
y un agente bajo tanta bendición que se derrite
Hay tres elementos: pez, viento, fuego
Hay tres antielementos: un soldado, un agente y el viento
Hay tres suplementos: el viento, un diario y un oficial
Pero no hay ninguna diferencia entre el viento de guardia en un tabardo
y un soldado de guardia en un oficial.
Los dos son viento.
Los dos son oficiales
ambos a dos suboficiales.
Los dos son viento.
Incluido en Antología de la poesía neerlandesa moderna (Ediciones Saturno, Barcelona, 1971, selecc. y trad. de Francisco Carrasquer).
Overleven
Elke dag minstens één koude-oorlog.
De hele aardbevolking
even bevroren. IJspoppen met rode ogen.
Ontdooid. En daar lopen wij weer,
in een landschap
vredig als zeegras in de landwind,
wind
als een zegen uit het nihil.
Windmolens als gebedsmolens:
de wind komt op tijd
als ademstoten van inspiratie
uit rondwervelende windstreken.
Begeleid door de laatste vrije geluiden
waaien wij mee.
Zeer mooi
zoals wij de laatste koude oorlog doorstaan
en weten waar te gaan:
wij,
spelingen van de natuur:
ónze verspeelde natuur.
-
uit: 'Binnenstebuitenwereld', 2008.
Trampolinepoëzie
Mensbeeld als wensbeeld van generatieve foetussen.
Beweeglijke gevoelshorizonten en hun zelfadaptaties.
In ons lichaam om de 120 dagen geheel nieuw bloed
waarin nog visvormen zwemmen.
Nog maar 70.000 jaar geleden waren we bijna uitgestorven.
De ramp als natuurlijk experiment.
Net als bij gifslangen niet sterven aan je eigen vergif.
Vreedzaam samenleven met je 100 biljoen bacteriën.
Resistent zijn tegen de realiteit,
realiteit
als een onlokaliseerbare bom, die
nooit ontploffend
altijd en overal zijn werking uitoefent.
-
Uit: 'Virtualia. Teletonen. Even- en nevenbeelden' 2012.
Bloeitijd
Nu is de lucht met blauwe denkbeelden overtrokken,
de avond koel als een avond werkelijk is:
licht, koel, hulpvaardig.
Ik strijk je over je haar.
Je haar is veilig: bloemen zijn overal aanwezig.
Je handen zijn overal aanwezig.
In de stoel lees je me als een krant.
Je legt de krant weg: adem
die je inhoudt, uitademt, inhoudt;
vormt. Wèl ben je een glasblazer van geboorte,
jij, wind zo voorzichtig als een morgen. - Hoor,
de wind steekt op, ik sta op, ik ben iets. Een bloem.
Ik groei.
Ik heb een nog uiterst ranke stengel om mee te lopen,
net als de wind. En ik loop,
heel voorzichtig, ik zie
zie je -
zie, ik ben helemaal doorzichtig.
-
uit: 'Gedichten I', 1977.
Stopwoord
Ik vond een oorschelp in de grond
om aan te luisteren.
ik luisterde en vond
drie takken taal
een drietakttaal voor één gedicht.
daar is geen zin mee te verrichten.
ik stop dat oor maar met een stopwoord dicht.
-
uit: 'Gedichten I', 1977.
Boomgedicht
Zoveel als deze boom heb ik nooit beloofd:
mijn schaduw is minder, mijn nutteloze insekten tieren
weliger,
geen konijnen nestelen aan mijn voet.
Wel is mijn schors schor en hees
en ik overschreeuw mijzelf dagelijks met kinderen en bladeren.
Traag en moeizaam is mijn ringen
en even moeizaam wen ik aan het snoeien van handen,
de taal die mensen spreken.
Uit mijn hout worden geen goden gesneden,
ook zonder hen wordt mijn hout ouder.
Soms is het in mijn merg zo onophoudelijk donker
als in het windstil centrum van een ziekte;
je hoort er mensen als marmotten piepen
diep uit de zwartste zwammen van hun menszijn.
Maar jij die uit dit hout een stem wilt snijden,
snijdt een stem. Zoals mijn litteken is zing ik.
Mijn litteken is mijn sieraad.
-
Uit de bundel 'Lady Godiva op scooter' (1960)
.